Door: A.W. Ruquer
Sneeuw. De ruitenwissers vegen onophoudelijk van links naar rechts en weer terug over de voorruit. Veel verschil maakt het niet. En het meisje naast mij helpt ook al niet. Ze praat niet veel, maar haar stem… Zangerig, licht, dromerig… Tegelijk rustgevend en opwindend. Om nog maar te zwijgen van haar gestalte! Wat een heerlijk ding… en zo jong. Moeilijk te geloven dat ze bij mij in de auto zit. Af en toe werp ik een schuine blik op haar. Ik zie dat haar jurkje weer wat omhoog is geschoven. Een onbehoorlijk groot deel van haar benen is zichtbaar. Het jurkje is van een dunne stof en bedrukt met bloemmotief. Helemaal niet geschikt voor deze tijd van het jaar, maar ja… Je hoort mij niet klagen. Ze draagt haar jas er open overheen. Ze zegt iets – ik versta niet wat. Ze lacht haar aanstekelijke lach.
Haar handen bewegen en ineens ligt er een op mijn knie. Ik schrik me rot. Ongemerkt stuur ik naar links. Getoeter. Lichtsignalen. Ik zit op de verkeerde weghelft en geef een ruk aan het stuur. De auto schiet naar rechts. Te ver naar rechts, besef ik meteen. Door de sneeuw verlies ik de grip op de weg. De auto raakt in een slip… Ik rem maar dat heeft geen zin nu de auto dwars over de weg glijdt. We tollen verder, richting het water… Een plons… IJskoud water rondom de auto. Blinde paniek maakt zich van mij meester. Ik wil hieruit, zo snel mogelijk. Ik probeer het portier te openen, maar de tegendruk is te groot. Terwijl ik voel hoe het water de auto binnenstroomt denk ik aan het meisje naast mij. Haar jonge leven… We moeten hieruit! Ik beuk nog harder tegen het portier. Ik kijk achterom om het meisje gerust te stellen. Ze zal toch ook in paniek zijn. … Maar de stoel is leeg, op een veldboeket na… Nog wanhopiger duw ik tegen het portier…Het water… O God, het water!
Lees verder “Het meisje, de sneeuwbol en ik “