Een tweede kans – deel 1

3.8
(12)

‘Nog een gin-tonic.’ Tijd om dronken te worden. Om alles proberen te vergeten. Dit bedrijfsfeestje was mijn laatste kans. Ik moest en zou iemand aan de haak slaan. En dan liefst David. Ik werk op een grote uitgeverij en David en ik zijn daar eindredacteurs. Ik voor romans, terwijl hij gespecialiseerd is in het vlot leesbaar maken van non-fictieboeken, vooral over geschiedenis. David is een knappe man van ongeveer mijn leeftijd, eenenveertig dus. Gescheiden en bijgevolg beschikbaar. Altijd vriendelijk tegen me, op het flirterige af. Of zo kwam het toch over. Waarschijnlijk wishful thinking.

Hij kwam enkele maanden geleden in het vizier, een poosje na mijn eigen pijnlijke echtscheiding. Mijn tienjarige huwelijk bleef kinderloos. Na jaren proberen wees medisch onderzoek mij als schuldige aan. En mijn ex wilde blijkbaar per se een nageslacht. En zo gingen we ruziënd uit elkaar. Alsof ik met opzet onvruchtbaar was om hem te pesten.

Na enkele maanden begon het te kriebelen in mijn onderbuik en dit ging gepaard met de vaststelling dat ik niet langer de dartele deerne van weleer was die zonder problemen elke man in haar bed kon lokken. Als jonge vrouw was ik een absolute schoonheid, maar daar is nog maar een schim van overgebleven. Ik overdrijf misschien wat, maar toch… ik weeg nu twintig kilo meer, begin grijs haar te krijgen en rond mijn ogen verschijnen de eerste rimpels. En mannen van mijn leeftijd blijken meer geïnteresseerd te zijn in jong grut.

David gaf de indruk een uitzondering te zijn. Ik kon me een leven met hem goed voorstellen en besloot om het voorzichtig aan te pakken. Hem niet te bespringen als een loopse nymfomane. Vandaag zou ik mijn slag slaan, op ons jaarlijks bedrijfsfeest. Maar de ganse avond keek David niet naar me om. Hij leek zich goed te amuseren met Kelly, die hoer van het onthaal. Je kent het type: lang blond haar, opgespoten lippen en borsten, een kilo mascara op het gezicht gesmeerd. Maar ze is vijfentwintig. Blijkbaar geeft dit bij oudere mannen de doorslag. Mijn hart brak toen ik ze net samen naar de toiletten zag wandelen, zijn hand stevig op haar kont.

‘Ja, geef me er nog maar eentje,’ lal ik. Ik kijk wat om me heen, in de ijdele hoop een neukbaar iemand te vinden. Een relatie zit er niet in, maar een fijne stoeipartij, dat is ook weer lang geleden. Hoe meer ik drink, hoe geiler ik word. Altijd al zo geweest. Maar ik zie alleen maar koppeltjes om me heen praten, dansen en drinken. En Pierre, een vrijgezel van vijftig die nog knapper is dan David. Hij is bovendien de rechterhand van onze ceo, met een loon waarvan ik enkel maar kan dromen. Dus nog een pluspunt. Maar iedereen weet dat hij homo is. Al probeert hij dit angstvallig geheim te houden. Zo kwam hij zonder partner naar het feest, maar het valt op dat hij enkel met mannen praat, en dan liefst jongere. Alle mannen zijn hetzelfde, ondanks hun geaardheid.

Dus ik probeer mijn verdriet weg te drinken. Gelukkig is alles op kosten van het bedrijf. Het is een duur feest. Ze hadden ons met dat geld beter een loonsverhoging gegeven. Ik voel me opeens erg eenzaam. Af en toe komt er een vrouwelijke collega, bij het bestellen van drank, aan de bar een praatje met mij slaan, maar ik ben al te ver heen om een fatsoenlijke conversatie te onderhouden. Dus ze druipen snel af.

Hoewel deze avond een enorme teleurstelling is geworden, blijf ik als een van de laatsten. Van gratis drank moet je ten volle profiteren. Een voor een verlaten mijn collega’s en hun partners de zaal die de uitgeverij afhuurde. David heeft het lef om naar me te wuiven wanneer hij naar de uitgang wandelt, terwijl Kelly als een verliefde bakvis aan zijn arm hangt. Ik doe alsof ik hem niet gezien heb. Ik had nu in zijn bed moeten liggen, of hij in dat van mij – ik had speciaal extra goed opgeruimd. Als alles volgens plan was verlopen, zou ik nu koortsachtig zijn gigantische pik aan het afzuigen zijn, me vervolgens door hem heerlijk laten nemen in al mijn openingen en daarna zijn lekkere sperma diep in mijn keel voelen spuiten. In mijn fantasie is hij natuurlijk groot geschapen, maar nu hoop ik dat hij een klein pietje heeft en dat Kelly stiekem een travestiet is.

Ik kijk op mijn horloge. Het is twee uur ’s nachts. Tijd om weer naar mijn eenzame flat te trekken. Ik glij van de barkruk en worstel even met mijn evenwicht. Mijn baas komt, arm in arm met zijn vrouw, afscheid nemen en me bedanken voor mijn aanwezigheid. Maar aan mijn wauwelend antwoord merkt hij hoe ik eraan toe ben. ‘Ben je met de auto?’ vraagt hij. Ik knik. ‘Dan bel ik even een taxi,’ antwoordt hij hoffelijk. ‘Ik zou me schuldig voelen als ik je naar huis liet rijden in jouw toestand.’ Hij heeft gelijk. Ik voel me wel depressief, maar niet in die mate dat ik mijn leven moe ben. Ik dank hem en strompel naar de uitgang. De frisse nachtlucht doet deugd. Ik ga op een muurtje zitten, maar moet moeite doen om mijn ogen open te houden. Dan hoor ik tien minuten later een auto claxonneren. Het is de taxi. Ik stap in en mompel een adres. De chauffeur zegt nog iets, maar ik hoor hem niet meer. Op de achterbank dommel ik haast onmiddellijk in.

***

‘Mevrouw! Mevrouw! Wakker worden! We zijn er.’ Langzaam ontwaak ik uit een diepe slaap. De rit naar huis zou maar twintig minuten moeten duren, maar ik heb het gevoel dat ik langer heb geslapen. Maar ik ben plots klaarwakker als de chauffeur me de prijs voor de rit meedeelt. ‘Wat? Zoveel? Voor vijfentwintig kilometer?’ roep ik uit. ‘Euh, het was tachtig kilometer,’ antwoordt de man tot mijn ontzetting. ‘Probeer je me op te lichten? Ik weet toch waar ik woon? Of heb je een grote omweg gemaakt?’ Ik geloof mijn oren niet. ‘Mevrouw, ik heb de kortste weg naar hier genomen. Want ik moet dat hele stuk weer terug en wil deze nacht nog enkele andere klanten bedienen.’ Ik kijk uit het raam. ‘Maar dat is niet waar ik woon!’ roep ik uit. ‘Dit is nochtans het adres dat u me hebt opgegeven,’ antwoordt de chauffeur.

Ik kijk nog eens naar buiten. Dit is mijn straat niet, maar toch komt de omgeving me bekend voor. En dan pas zie ik het. Ik sta voor mijn vroegere ouderlijke huis. Oh, met mijn dronken kop heb ik het adres gegeven van waar ik mijn jeugd doorbracht. Maar mijn ouders wonen hier niet meer. Mijn vader verliet ons gezin toen ik twaalf was en mijn moeder stierf enkele jaren later.

‘Sorry, ik heb me vergist. Te veel gedronken, zoals je wel gemerkt zal hebben,’ zeg ik. ‘Kan je me naar huis brengen?’ Ik geef hem dit keer het juiste adres. ‘Maar dit is een heel andere kant op,’ zegt de chauffeur misnoegd. ‘Dit gaat dus meer dan het dubbele kosten van wat u me nu al schuldig bent. Hebt u genoeg geld bij? Ik heb u daarstraks bij het instappen gezegd dat mijn kaartlezer niet meer werkt.’ Ik kijk in mijn portemonnee. ‘Enkel voldoende voor deze rit, maar er zal hier toch wel ergens een geldautomaat zijn?’ opper ik.

De chauffeur gromt wat en start zijn wagen. We rijden langs de weinige straten van het dorp. Maar waar is de tijd dat er in elke gemeente nog een bank-, post of politiekantoor was? In ieder geval, we vinden niets. ‘Waar ik woon, of ergens onderweg, zullen we wel een automaat vinden,’ zeg ik. ‘Sorry, maar dat doe ik niet. Het gaat om een groot bedrag, dus ik moet er nu zeker van zijn dat ik betaald word. Ik heb al te veel meegemaakt,’ antwoordt hij nors. ‘Maar kan je me dan niet gewoon terugbrengen naar waar je me hebt opgepikt? Je moet sowieso weer die kant op,’ probeer ik nog. ‘Zo werkt dit niet, mevrouwtje.’ Hij wordt onvriendelijker. ‘Ik wil mijn geld op voorhand. Betaal me nu maar eerst voor de rit naar hier, of ik haal de politie erbij.’

Ik geef hem met tegenzin het geld. ‘Nu, ik kan je wel terugbrengen… als je me in natura betaalt,’ zegt hij dan gluiperig. Ik geloof mijn oren niet. ‘Oh, je bent me er zo eentje! Ik zal een klacht indienen bij jouw taxibedrijf. Smerige seksmaniak!’ ‘Dan niet, maar gelieve dan mijn taxi te verlaten,’ is zijn repliek. Ik open de deur, stap uit en sla het portier hard dicht. De taxi scheurt onmiddellijk met gierende banden weg.

Verdorie, die chauffeur zag er eigenlijk niet slecht uit. Nu had ik nog eens de kans om van bil te gaan, dan laat ik hem schieten. En ik was dan nog thuis geraakt ook. Hier sta ik dan, in een dorp waar ik niemand meer ken. Ik was achttien toen mijn moeder plots aan een hartaanval stierf. Het was de schuld van mijn vader. Opeens was hij verdwenen. Zonder afscheidsbriefje. De politie zocht nog een tijd naar hem, maar zonder resultaat. Had hij een ongeluk gehad, of zelfmoord gepleegd, dan zouden ze hem toch gevonden hebben? Dus volgens mij was hij het gewoon afgetrapt.

Maar waarom? Hij leek me niet ongelukkig te zijn. Alleen af en toe wat afwezig. Een andere vrouw misschien? Maar daarvoor was er geen enkel bewijs. Mijn moeder moest na zijn verdwijning in haar eentje voor me zorgen. Gelukkig was ik enig kind. Het loon van mijn vader viel weg, en ze was genoodzaakt verschillende baantjes te nemen om me alle kansen te geven. Een leven vol zorgen en verdriet, dat is haar dood geworden. Na haar overlijden woonde ik nog een jaar in het huis, maar daarna verkocht ik het met de hulp van een oom en vertrok voorgoed uit het dorp.

Doelloos slenter ik langs de schaars verlichte straten. Ik kijk op mijn uurwerk. Vier uur inmiddels. Misschien kan ik over enkele uren een lift naar het dichtstbijzijnde station krijgen van een goede ziel. Dan sta ik plots voor de ingang van het kerkhof. Het graf van mijn moeder heb ik sinds het vertrek uit het dorp nooit meer bezocht. Niet uit onverschilligheid. Ik denk nog elke dag aan mijn lieve mama. Maar hoewel ik er nooit kwam, liet ik de concessie voor het graf onlangs wel nog verlengen.

Ik betreed het kerkhof. Was ik nuchter geweest, dan had ik nooit gedurfd tijdens dit nachtelijke uur. Maar ik voel me nog versuft door de alcohol en door aan mijn moeder te denken, wil ik opeens absoluut aan haar laatste rustplaats staan. Hoewel ik er al zolang niet meer geweest ben en het pikdonker is, vind ik het graf zonder problemen. Oh mama, wat heb ik jou gemist. Wat zou ik nu graag mijn hart uitstorten bij je. Ik ga op de grafsteen zitten en leun met mijn rug tegen het stenen kruis. Wat voel ik me opeens moe. Ik sluit even mijn ogen…

***

Ik word wakker door de zon die mijn gezicht verwarmt. Waar ben ik? Ik kijk om me heen en zie tot mijn verrassing niets dan grafstenen en bomen. Dan herinner ik me mijn dronken avontuur van vorige nacht. Hoe laat zou het zijn? Ik wil op mijn horloge kijken, maar die bevindt zich niet meer om mijn pols. Ben ik vannacht bestolen geweest? Overduidelijk, want mijn handtas zie ik ook nergens meer. Wat een ellende! Hoe moet ik nu thuis geraken? Vreemd genoeg heb ik geen hoofdpijn. De frisse nachtrust lost blijkbaar katers op.

Voorzichtig sta ik recht, want dat dutje op die koude harde steen zal mijn gevoelige rug wellicht geen deugd gedaan hebben. Maar zonder probleem sta ik op beide voeten. Ik heb dan wel geen kater, maar ben blijkbaar nog zo versuft dat ik mijn rugpijn niet voel. Ik draai mijn hoofd en merk dat ik gewoon op het gras heb geslapen, onder een treurwilg. Ik lag gisteren toch op het graf van mijn moeder? Of heb ik al slaapwandelend een betere slaapplek gezocht? Dan werp ik een blik op mijn voeten. Waarom draag ik gympies? Ik ben er zeker van dat ik mijn hoge hakken had aangetrokken voor het feest. Of begin ik nu al dement te worden? En ik droeg toch een lange jurk gisteren? Waarom dan nu opeens een kort rokje? En er is nog iets dat niet klopt, maar kan er de vinger niet op leggen.

Goed, ofwel droom ik nog, ofwel heeft er iemand een grap met me uitgehaald en word ik nu gefilmd door een verborgen camera. Ofwel ben ik helemaal gek geworden. Dan besef ik opeens wat er nog meer mis is. Mijn voeten lijken dichterbij te zijn dan anders en vooral: waar zijn mijn borsten??? Ik leg mijn handen, die ook al kleiner lijken, op mijn normaal gezien weelderige boezem, maar voel slechts twee piepkleine heuveltjes onder mijn T-shirt.

Totaal in de war begin ik te wandelen. Ik verlaat het kerkhof en sla rechtsaf. Al snel bevind ik me in de hoofdstraat. Vanuit tegenovergestelde richting zie ik een fietser mijn kant opkomen. Een man van middelbare leeftijd, die me vaag bekend voorkomt, rinkelt met zijn bel en vertraagt. ‘Al zo vroeg op pad, Sofie?’ vraagt hij. ‘Groot gelijk, profiteer maar van de laatste vakantiedag!’ En hij vervolgt zijn weg. Wie was die man? En waarover had hij het?

Dan stop ik bij een bakkerij en kijk in de vitrine. Voor me staat een ros meisje met vlechtjes van een jaar of twaalf met open mond naar me te staren. Het duurt even voordat ik besef dat ik dat meisje ben, weerspiegeld door het glas. En dat ik bijna dertig jaar terug ben gegaan in de tijd…

Dit verhaal is (heel) losjes gebaseerd op de manga ‘Haruka na Machi e’ van Jiro Taniguchi (in het Nederlands vertaald als ‘Herinneringen’ – er bestaat ook een verfilming van met de titel ‘Quartier lointain’, al is de setting daarin verplaatst van Japan naar Frankrijk). Het verhaal gaat over een man die na wat te diep in het glas te hebben gekeken, de verkeerde trein naar huis neemt, en in zijn geboortedorp belandt in plaats van waar hij woont. Hij valt in slaap op het graf van zijn moeder en ontwaakt als veertienjarige in het dorp van weleer, drie maanden voor zijn vader op onverklaarbare wijze zou verdwijnen. Dit algemene uitgangspunt, behalve dan dat mijn hoofdpersonage een iets jonger meisje is, nam ik over. Al de rest fantaseerde ik erbij.

Naar deel 2…

Wat vond je van dit verhaal?

Laat een beoordeling achter!

Gemiddelde beoordeling 3.8 / 5. Aantal stemmen: 12

Nog geen beoordeling. Geef als eerste een waardering!

Jammer dat je dit een slecht verhaal vond!

Help ons verbeteren!

Wat vond je er slecht aan?