De Schaapherder

3
(3)

De jonge man strekte zijn benen en draaide zich om, omdat de zon in zijn ogen scheen. Hij zuchtte, ging rechtop zitten, strekte zijn slungelige armen boven zijn hoofd en pakte de aardewerken kan naast hem. Hij zette de kan aan zijn lippen en nam langzaam een slok wijn die warm was geworden door de zon, maar die toch prima de dorst leste. Hij miste het meisje waar hij verliefd op was, maar helaas, Heidi was op bezoek bij haar grootouders aan de andere kant van het dal.

Zittend in de schaduw van de knoestige oude boom, keek hij op naar het bladerdak en begon over haar te dagdromen. Haar gladde, zachte, bleke huid, haar stevige jonge borsten, fors voor haar leeftijd… De verwonderlijke schittering in haar pientere ogen, het blauw ingelijst door dikke, zwarte wimpers. De lange, welgevormde benen die onder haar rok vandaan schieten als hij haar achtervolgt over de weide. Haar zijdezachte, naar bloemen ruikende haar, stralend blond, hangend tot haar middel en gewoonlijk versierd met madeliefjes. Haar slanke taille, uitlopend in volle heupen. En oh, die zachte, koude handen die hem helemaal gek maken als ze onder zijn broek glippen om hem te liefkozen. Oh God ! Heidi ! “Waarom ben je zover weg !?” dacht hij.

Hij werd zich pijnlijk bewust van het geklop in zijn kruis, omdat zijn manlijkheid zich spande tegen zijn broek, helaas een oud, ietwat strak exemplaar. Wat te doen… Heidi is er niet. Hij wilde niet gaan zoeken naar een ander dorpsmeisje. Niet dat hij niet vaak genoeg een steelse blik krijgt toegeworpen als hij langs loopt. Hij is, volgens Heidi, de knapste jongen in het hele dal. Lang, gespierd, alleen nog een beetje slungelig door zijn leeftijd. Breed geschouderd, smalle heupen en gebruind door het urenlang oppassen op de koeien en schapen van zijn ouders. Stormachtig grijze ogen, waarvan Heidi zegt dat ze haar knieën doen knikken als ze erin kijkt, en een jongensachtig gezicht met een vlugge glimlach. Heidi zei dat vanwege zijn uiterlijk op hem viel, maar het was zijn vriendelijkheid en de manier waarop hij keek waardoor ze meer met hem deed dan naar hem kijken. Hij kreunde bij de gedachte daaraan, hij wilde opluchting, maar hij wilde niemand anders dan haar. Shit, Heidi ! Waarom wonen je grootouders zover weg, en waarom komen ze niet bij jou op visite!?

“Baaaaaaaaa! Baaaaaaaa!”. Een klagend geblaat drong plotseling tot hem door. Oh oh! Problemen! Hij pakte zijn staf op en haastte zich op zoek naar het angstig klinkende schaap. Een, twee, drie, vier…acht, negen, tien…! Waar is die andere? De jonge zwarte ooi die pas afgelopen winter geboren was? “Baaaaaaaaaaaaa!” klonk het wilde blaten opnieuw… Daar! Achter een stapel rotsblokken die daar achtergebleven waren na een ernstige lawine twee jaar geleden… Hij liep om de rotsblokken heen, en zag de reden van de onrust. De jonge ooi zat met haar poot klem in een scheur in een rotsblok. Hij ging erheen en probeerde de hoef weer vrij te maken. De ooi rolde met haar ogen en blaatte klagend. “Shhhhhh! Het komt goed, Kleine,” zei hij, proberend de spartelende ooi te kalmeren. “Baaaaaaaaaa!” “Shhhhhh, shhhhhhhhhh!” mompelde hij, terwijl hij zachtjes, om de toch al bloedende hoef niet verder te beschadigen, probeerde haar los te trekken.

Hij werd zich opeens bewust van het zachte, lekkere gevoel van de ooi’s achterste – duwend tegen zijn kruis. Warm, wollig en oh zo zacht… Nee! Hij zou zulke dingen niet moeten denken! Maar, maar… wat voor kwaad zou het kunnen? Hij zou Heidi hiermee toch niet echt bedriegen? En de ooi zou zeker geen roddels over hem gaan lopen verspreiden! De warmte van de ooi die tegen hem aan drukte verjoeg alle gedachtes. Hij duwde de ooi zachtjes wat naar voren. Hij maakte zijn broek los, en liet hem op zijn enkels glijden.

“Shhhhhhh, stil maar, Kleine, er is niets aan de hand!” mompelde hij, terwijl hij de achterste van de ooi in de goede positie bracht. Hij haalde zijn schouders nog eens schuldbewust op voor hij zachtjes bij haar binnendrong. De ooi blaatte verschrikt en rolde wild met haar ogen. Ze probeerde los te komen, maar hij hield haar stevig vast in haar dikke vacht. “Nee, Kleine, ik doe je geen pijn… maar ik laat je ook nog niet gaan!” zei hij zachtjes, terwijl hij haar weer in de goede positie manoeuvreerde. De ooi probeerde weg te springen, maar hij hield haar strak vast, en hij merkte dat hij opgewonden raakte van het tegenstribbelen. Kreunend begon hij lustig te stoten. De warme vochtigheid van de ooi omklemde hem nog strakker dan zijn eigen geliefde Heidi.

“Baaaaaaaaaa!” blaatte het schaap, dat minder ging tegenstribbelen. “Ahhhhhhhhh…..ahhhhhhhhhhhhhhh!” De herder schreeuwde toen hij klaar kwam in het schaap. Langzaam trok hij zich terug, een glimlach op zijn gezicht. Hij gaf het schaap een klopje. Op de een of de andere manier had ze zichzelf bevrijd, en ze ging mak op een plant staan herkauwen. “Ummmmmmm, dank je, Kleine.” mompelde Hans. Een plotselinge commotie duidde op problemen. Stemmen! Ik kan maar beter mijn broek ophijsen, en snel! Hij was net klaar met het vastmaken van zijn riem toen hij de stemmen weer hoorde, dichterbij dit keer. “Hans, waar ben je, jongen!”

“Hier! Vader! De zwarte ooi zat met haar hoef vast in een scheur, ik moest haar losmaken.” riep hij, terwijl hij zich haastte zijn broek te fatsoeneren door het droge gras er af te kloppen.

“Jongen! Weet je wel dat de koeien weggelopen zijn en dat de schapen in het koren stonden, terwijl jij bezig was met je reddingspoging?” Zijn vader keek boos naar hem terwijl hij al scheldend met grote stappen dichterbij kwam. “Je had op je hoorn moeten blazen om me te laten weten dat je hulp nodig had!” Hans keek eerst naar zijn voeten en vervolgens verontschuldigend naar zijn vader. “Het spijt me, pa. Ik had geen idee dat het zo lang zou duren om de hoef weer vrij te maken.” zei hij schaapachtig.

Zijn vader fronste, haalde vervolgens zijn schouders op en glimlachte. “Ach, er is nauwelijks schade aangericht. Je moeder zag de schapen in het korenveld rennen toen ze de was aan het ophangen was, en ze heeft me geholpen ze er weer uit te jagen voor ze veel schade aan konden richten.” Hij gaf zijn zoon een klopje op de schouder. “En nu gaan we naar huis. Je moeder zal het eten wel zo’n beetje klaar hebben, en je weet wat een hekel ze er aan heeft als we het koud laten worden.”

Hans en zijn vader dreven de kudde binnen de omheining naast hun huisje, en controleerden of de schapen veilig terug waren in hun schaapskooi. Hans wierp een blik op de kleine zwarte ooi en glimlachte. De ooi keek met grote, waterige bruine ogen naar hem en ging er vandoor naar de verste hoek van de schaapskooi.

Wat vond je van dit verhaal?

Laat een beoordeling achter!

Gemiddelde beoordeling 3 / 5. Aantal stemmen: 3

Nog geen beoordeling. Geef als eerste een waardering!

Jammer dat je dit een slecht verhaal vond!

Help ons verbeteren!

Wat vond je er slecht aan?